Weer stralen

Channa

Channa

Geschreven door: Channa
Vrijwilliger bij ISA Power

Binnen mijn gezin ben ik opgegroeid met lijnen. Mijn moeder gaat al haar hele leven lang een strijd aan tegen de kilo’s. Ook mijn zusje moet goed letten op wat ze eet, omdat zij ook een echte snoepkont is en – in tegenstelling tot mij – niet kan blijven eten zonder aan te komen. Ik had daarentegen altijd al een snelle stofwisseling, dus ik kon eigenlijk alles eten wat ik wilde. Ik zat net in de brugklas toen er thuis voor de zoveelste keer ‘op de kilo’s moest worden gelet’. In de brugklas werd ik daarnaast geconfronteerd met de nieuwe ‘cultuur’, waar met name de meiden ontzettend op elkaar gingen letten wat betreft eten. Ze gingen steeds minder eten en ik voelde me ontzettend opgelaten als ik wel lekker de inhoud van mijn lunchtrommeltje naar binnen werkte. In de kleedkamer voor de gymles waren er regelmatig gesprekken gaande over eten en het lichaam. ‘Kijk dan, ik heb echt vetjes’, werd er bijvoorbeeld gezegd. Hierdoor begon ik ook aan mezelf te twijfelen. Moest ik ook niet een beetje op de kilo’s gaan letten? Ook ik kreeg immers een beginnend vrouwen-lijfje. De groei van mijn borsten zette verder door en ik begon wat heupen te krijgen. Ik besloot voor mezelf dat ik niet verder uit zou dijen. Ik moest en zou dun blijven, zoals ik tenslotte altijd al was geweest. Ik ging steeds meer denken dat al het lijnen ook voor mij van toepassing was.

De onderliggende oorzaak voor het ontwikkelen van mijn eetstoornis was mijn vreselijke onzekerheid. Ik ben een stoere meid, die absoluut niet mee kan gaan in het typische meidengekeuvel. Op de basisschool had ik vooral jongensvrienden, maar op de middelbare school was dit natuurlijk over. Jongens zagen vooral de populaire meiden staan. En niet mij. Hier werd ik heel erg onzeker van. Wat was er mis met mij? Ik praatte mezelf aan dat ik lelijk en niet leuk was. Ik had bovendien moeite met het vinden van een clubje vriendinnen dat bij mij paste. Dit is eigenlijk mijn hele loopbaan op de middelbare school een struggle geweest. Ik ben een allemansvriend, die eigenlijk met iedereen wel goed om kan gaan. Ik had moeite om me te ‘bonden’ aan een groepje meiden, omdat ik me daar nooit echt goed op mijn plek voelde. Ik kon nooit echt mezelf zijn. In plaats van dat ik me realiseerde dat ik misschien de juiste vriendinnen nog niet had gevonden, praatte ik mezelf aan dat het vooral aan mij lag.

Op de een of andere manier koppelde ik ‘dun zijn’ aan ‘leuk gevonden worden’. Ik walgde van mezelf. Dit gevoel probeerde ik te verlichten door minder te eten. Door mezelf eigenlijk uit te hongeren, maar dit wilde ik zelf niet zien. Ondanks dat ik in het begin van mijn therapie ontkende dat ik in de zogenaamde ‘ontkenningsfase’ heb gezeten (grappige woordspeling, haha), zie ik nu dat ik die fase echt wel heb gehad.

Channa in Noorwegen: “Precies een halfjaar na mijn knie-operatie. We hebben met zijn allen een flinke klim naar de zogenaamde Preikestole (Preekstoel) gemaakt. We hadden geen van alle gedacht dat ik dat al kon lopen, dus dat was een dubbele overwinn…

Channa in Noorwegen: “Precies een halfjaar na mijn knie-operatie. We hebben met zijn allen een flinke klim naar de zogenaamde Preikestole (Preekstoel) gemaakt. We hadden geen van alle gedacht dat ik dat al kon lopen, dus dat was een dubbele overwinning. Daarom kijk ik ook zo blij!”

Op zomervakantie merkten mijn ouders al dat het niet goed met mij ging. Ik strugglede enorm met mezelf. Toch zei ik dat ze zich verder nergens zorgen om hoefden te maken. Echter ging het toen snel bergafwaarts. Ik begon af te vallen en belangrijker: ik keerde steeds meer in mezelf, was niet meer de vrolijke ‘ik’. Ik ben bovendien – met de nadruk op bén – altijd een fanatieke korfballer geweest. Mijn ouders merkten dat ik de wedstrijden steeds moeilijker uit kon spelen. Het duurde even, maar uiteindelijk erkende ik dit zelf ook. Na een paar maanden lang veel gesprekken met mijn ouders te hebben gevoerd, hebben mijn ouders uiteindelijk besloten om hulp in te schakelen.

Mijn ouders en ik kwamen terecht bij een kleinschalige praktijk in een stadje verderop. Ik had (godzijdank) al heel snel een klik met mijn psychologe. Ik vertrouwde haar voor de volle 100%. Omdat we er (relatief gezien) op tijd bij waren, hoefde ik dus niet eerst aan de sondevoeding om aan te sterken. Na een tijdje therapie te hebben gehad, erkende ik dat ik echt probleem had. Bovendien zag ik dat ik – en alleen ik – daar iets aan kon doen. In de kerstvakantie nam ik daarom een mega-belangrijke en moedige stap. Ik besloot om aan te gaan komen. Ik zag dat de eetstoornis zo mijn leven beheerste. Ik kon bijvoorbeeld niet meer ‘gewoon’ op een verjaardag een taartje eten zonder daar in mijn hoofd een heel ding van te maken. Ik was de hele dag bezig met eten en dit koste vreselijk veel energie. Daarnaast kon ik op dat moment niet eens meer een halve wedstrijd spelen. Ook lukte het me niet meer om 2x in de week te trainen. Ik paste niet meer in mijn kleren en mijn haar begon uit te vallen. Ook werd ik al een tijdje niet meer ongesteld… Daarnaast schaamde ik me enorm voor mijn problemen. Ik wilde daarom dat niemand het wist of merkte. Dit was voor mij een motivatie om beter te worden. Als ik er nu op terug kijk, moeten de mensen in mijn omgeving het ten eerste echt wel in de gaten hebben gehad (alsof mijn teamgenoten niet in de gaten hebben gehad dat ik maar 1x in de week trainde en na een helft altijd weer gewisseld werd). Ten tweede heb ik me best eenzaam gevoeld. Door mensen er wel deelgenoot van te maken, had ik me misschien minder eenzaam gevoeld. Ik dacht dat mensen me dan alleen op basis van mijn eetstoornis zouden beoordelen, terwijl er misschien wel mensen waren die gewoon begaan met me waren. Aan de ene kant was ik dus onzeker over mezelf omdat ik geen echte goede vriendinnen om me heen had, maar aan de andere kant stootte ik de vriendinnen die ik had af door ze geen deelgenoot te maken van mijn problemen. Als ik er nu op terug kijk is dit behoorlijk tegenstrijdig, haha.

We stelden met zijn allen een eetschema op waar ik me aan moest houden. Zo zou ik geleidelijk en op een gezonde manier (wat voor mij heel belangrijk was) aansterken. Tegelijkertijd kon ik dan met mijn psychologe aan de slag om mijn eetstoornis ‘te verslaan’. Op die manier liep mijn hoofd gelijk aan wat er in mijn lijf gebeurde. Deze manier werkte voor mij heel erg goed. Overigens noem ik ‘het’ tot op de dag van vandaag nog steeds ‘de eetstoornis’. Dit omdat ik het label ‘anorexia’ te confronterend vond.

Zo begon ik in de kerstvakantie vastberaden aan het ‘aankomschema’. Mijn lichaam was de hoeveelheid voedsel niet meer gewend, waardoor ik de eerste tijd ontzettend misselijk ben geweest.

De constante tweestrijd in mijn hoofd zorgde er wel voor dat ik na twee maanden knokken he-le-maal niks was aangekomen. Het piekeren had me te veel energie gekost. Omdat mijn psychologe toch zag dat ik goed mijn best had gedaan, mocht ik wel mee met mijn klasgenoten op meerdaagse excursie naar Engeland. Terwijl iedereen lekker uitwaaide op de kliffen van de Engelse kust, besloot ik dat ik nu écht klaar was met mijn eetstoornis. Ook de afgelopen 2 maanden had de eetstoornis ‘gewonnen’ door mijn leven te beheersen. Dat was nu wel welletjes geweest. Zoals ik zal vertelde, ik ben een fanatieke sporter. Nu was het míjn tijd om te winnen.

Channa op vakantie in Noorwegen

Channa op vakantie in Noorwegen

De maanden erna streed ik door. Mijn streefgewicht kwam langzamerhand in zicht. Dit zorgde natuurlijk ook weer voor veel strijd in mijn hoofd, want de eetstoornis wilde dit natuurlijk echt niet. Dit maakt het hebben van een eetstoornis ook zo lastig en vermoeiend. De strijd speelt zich nagenoeg geheel in je hoofd af. En de enorme wirwar aan gedachten is ook niet uit te leggen. Daarom begon ik met het bijhouden van 2 boekjes: een negatief boekje waarin ik al mijn negatieve gedachtes opschreef en een positief boekje waarin ik mezelf positief aanmoedigde om zo van de negatieve gedachtes af te komen. Het opschrijven van de negatieve gedachtes gaf me lucht. Ik had het opgeschreven, waardoor het niet in mijn hoofd bleef rondzingen. Ten tweede gaf het mij en mijn psychologe inzicht in waar bij mij de knelpunten zaten. Hier konden we dan aan werken. Met behulp van het positieve boekje kreeg ik mezelf tijdens lastige periodes rustig. Ik zag weer waar ik me op moest focussen, namelijk herstel. Daarnaast had ik op een blaadje (voor de details: een DIDL-blaadje met geurtje 😉) mijn doelen opgeschreven. Dit blaadje hing op mijn kamer, waardoor ik elke dag er weer aan herinnerd werd waar ik het voor deed.

In de zomervakantie was het dan eigenlijk zover: ik had mijn streefgewicht behaald! Trots en blijdschap overheersten de eetstoornis. Ik had eindelijk een keer gewonnen. YEAH! Vanaf dat moment ben ik met ups en downs en stukje bij beetje opgekrabbeld. Ik mocht weer 2x in de week gaan trainen en ik kon van lieverlee weer een hele wedstrijd spelen. Dit voelde voor mij als de ultieme beloning. Ook werd mijn haaruitval minder en ik paste weer beter in mijn kleren. Na een jaar ‘nabehandelen’ was ik klaar om weer op eigen benen te staan. De zomervakantie stond inmiddels weer voor de deur. Nadat ik mijn rapport van VWO3 had opgehaald, reden mijn ouders en ik door naar de praktijk om afscheid te nemen. Wat een mooi en fijn moment was dat. Ik had gewonnen van de eetstoornis!

De jaren erna heb ik echt nog wel last gehad van de naweeën van de eetstoornis. Zo was ik – als ik er nu op terugkijk – te obsessief bezig met gezond eten en sporten. Ook heb ik een tijdje vakanties heel lastig gevonden, omdat je dan wat onregelmatiger (en voor mijn gevoel ongezonder) at. Afgelopen jaar – 5 jaar verder – raakte ik tijdens een wedstrijd zwaar geblesseerd aan mijn knie. Ik moest hiervoor geopereerd worden en een jaar lang revalideren om weer de oude te worden. Dit betekende ook dat ik een hele lange tijd niet kon sporten. Het moment om terug te vallen. Maar dit gebeurde (tot enige verbazing van mij) niet. Dit is voor mij het bewijs dat ik de eetstoornis de baas ben en mezelf opnieuw heb teruggevonden.

Hoewel ik niet trots ben op mijn eetstoornis-periode, heb ik wel op destijds 14-jarige leeftijd belangrijke levenslessen gehad. Ik heb ten eerste geleerd mijn lichaam te koesteren. Ik ben ontzettend blij en dankbaar dat mijn lichaam weer als vanouds functioneert en alles het nog doet, ondanks de roofbouw die ik heb gepleegd. Het duurde even, maar na een tijdje werd ik gewoon weer ongesteld. Ook mijn haren begonnen weer te glanzen en ik kreeg meer energie. Ten tweede heb ik geleerd mezelf te nemen zoals ik ben en van mezelf te houden. Waar ik vroeger dacht dat ‘populair zijn’ een voorwaarde was om leuk gevonden te worden, weet ik nu dat dit ABSOLUUT niet zo is. Daarnaast had ik voor mijn eetstoornis een andere definitie van ‘knap-zijn’. Natuurlijk zijn er ‘mooie’ en ‘minder mooie’ gezichten, maar ik weet nu wat ‘mooi’ is. Voor mij is iemand ‘mooi’ of ‘knap’ als diegene straalt en dingen doet in het leven die ertoe doen en die hem of haar gelukkig maken. Het innerlijk bepaalt voor een zeer groot deel iemands uiterlijk.

Channa met haar vriend op vakantie

Channa met haar vriend op vakantie

Ik ben inmiddels weer gelukkig en ik straal. Hoewel ik op de middelbare school moeite had met het vinden van goede vrienden/vriendinnen, heb ik op dag 1 van de universiteit superleuke vriendinnen ontmoet bij wie ik helemaal mezelf kan zijn. Ik kan het dus wel! Daarnaast ben ik inmiddels al 3 jaar dolgelukkig met mijn vriend. Ik leerde hem een jaar na mijn therapie kennen. Ik dacht vroeger dat niemand mij ooit zou zien staan, maar niets is minder waar gebleken. Hij vindt mij leuk zoals ik ben.

Natuurlijk ben ik nog weleens onzeker, maar ik kan er beter mee omgaan. Iedereen is weleens onzeker. Ik ben wie ik ben en dat is oké. Ik ben niet trots op mijn eetstoornis-periode, maar ik ben wel trots dat ik de strijd ben aangegaan. En dat wil ik ook graag doorgeven. Ga de strijd aan, want het is het waard!

Liefs, Channa