Geschreven door Anke
Ik zit op de bank met een boterham met vruchtenhagel. Eigenlijk heb ik zin in hazelnootpasta, maar dat is op. De boterham in mijn handen heb ik net samen met nog een aantal sneetjes uit de vriezer gehaald en ontdooid in de magnetron. De andere boterhammen heb ik al op. Dit is de laatste die er ligt. Dit is ook de laatste die ik neem, is mijn besluit. Ik heb tenslotte geen honger en het wordt tijd van de bank af te komen. Op het oog is er niks aan de hand, ik eet een boterham met vruchtenhagel, ware het niet dat het 11 uur 's avonds is. Mijn man en dochter liggen al lang te slapen. Ik zou ook al lang op bed moeten liggen. Ik zit in mijn eentje beneden voor de televisie en eet. Ik eet. Ik eet. En ik eet. Ik vind mijn eigen gedrag eigenaardig maar niet zorgwekkend. Ik eet op een moment dat het apart is om te eten en ik eet terwijl ik geen honger heb. Er zijn zoveel mensen die zeggen dit te doen.
Eigenaardig
Ik ben aan het hardlopen. De zon schijnt. Ik heb nieuwe schoenen en de wereld lijkt mij toe te lachen. Ogenschijnlijk moeiteloos zet ik mijn ene voet voor de andere en ik loop op die manier ruim een uur in de frisse buitenlucht. Ik voel de vermoeidheid in mijn lijf en neem mij voor de volgende dag een rustpauze in te lassen. Die dag zal ik niet gaan sporten.
Ook nu lijkt er niks aan de hand te zijn, ware het niet dat ik de volgende dag vermoeid mijn bed uitstap en afstap van mijn besluit om niet te gaan sporten. Ik trek mijn sportkleding aan en vertrek naar de sportschool om mijzelf een uurtje af te matten. Ik trek mij niks van mijn vermoeide lijf aan en stuiter deze dag door tot ik 's avonds op de bank zit en opnieuw besluit mijn lijf de volgende dag rust te geven. Maar dan komt de boterham met vruchtenhagel tevoorschijn en komt er van het voornemen niet te sporten opnieuw niks terecht. Ik heb te veel gegeten, dus ik moet sporten. Ook nu vind ik mijn gedrag eigenaardig. Zorgwekkend vind ik het niet, ondanks dat ik mij realiseer dat anderen dit vermoedelijk wel zullen vinden.
Het is vijf jaar geleden en ik omschrijf mijn gedrag als eigenaardig. Niemand wil zichzelf omschrijven als eigenaardig. Niemand wil anders gevonden worden. Niemand wil te horen krijgen dat dat wat je doet niet oké is. Niemand wil de mening van de ander horen als je weet dat die mening klopt. Maar dat wat ik doe is niet oké. Dat is mij wel duidelijk. En dus besluit ik hulp te gaan zoeken. Ik start met Google. Waar zouden we zijn zonder Google? Vermoedelijk zou er dan veel ellende voorkomen kunnen worden omdat we onszelf niet gek maken met alle informatie die te vinden is over eten, afvallen en sporten. Voor nu gebruik ik Google om te zoeken naar hulp bij mijn gedoe met eten.
Antwoord
De zoekoptie 'gedoe met eten' levert niet de informatie op die ik zoek. Ik zoek tenslotte niet naar hoe ik mijn dochter aan het eten moet krijgen. Ik wil graag weten hoe ik haar moeder van het overeten af kan krijgen. Voor het eerst gebruik ik de term 'eetprobleem'. De informatie die ik vind maakt pijnlijk duidelijk dat mijn gedrag wel zorgwekkend is. Ik vind het confronterend om te lezen. Ik word over een paar jaar 40. Ik heb een gezin en had een goede baan. Een eetprobleem hoort toch niet bij mij? Bij wie dan wel, daar kan ik geen antwoord op geven.
Het antwoord waar ik hulp kan vinden, vind ik wel. Door de juiste zoekterm kom ik terecht bij een landelijke instelling die zich richt op meisjes en vrouwen met een eetprobleem. Na het niet al te grondig lezen van de informatie op de website meld ik mij aan. Ik wil graag geholpen worden want dit gedoe met eten moet maar eens verleden tijd zijn. Voorwaarde voor de aanmelding bij deze instelling is dat ik twee mensen in mijn omgeving vertel dat ik hulp heb gezocht. Ik besluit mijn moeder en mijn man op de hoogte te brengen. Beiden geven aan dat zij al wel wisten dat ik worstel met mijzelf en dat het goed is dat ik hulp zoek. Hoe dubbel is het om deze reactie te krijgen. Ik vind het fijn om eindelijk open te kunnen zijn en mijn eenzaamheid te kunnen doorbreken. Maar waarom hebben zij mij nooit op mijn gedrag aangesproken of hun zorgen geuit?
Ik ben een nummer
Voor mijn aanmelding moet ik allerlei informatie aanleveren. Informatie waarvan ik mij nu, jaren later en vele ervaringen rijker, afvraag waarom ze deze informatie nodig hadden. Kijkende naar mijn verhaal had deze informatie geen meerwaarde. Ik word met terugwerkende kracht weer boos dat ik toen al werd gezien als een nummer en niet als een volwassen vrouw zonder anorexia, maar wel met een eetstoornis. Als ik alle informatie heb aangeleverd, moet ik ruim acht maanden wachten op de intake. In deze acht maanden merk ik dat ik steeds slechter ga. Maar er is hoop. Ik krijg hulp, ik moet alleen geduld hebben tot de intake en de daaropvolgende behandeling.
De daaropvolgende behandeling volgt niet. Al tijdens de intake voel ik mij niet serieus genomen. Er wordt niet gekeken naar wie ik ben en niet geluisterd naar wat ik zeg. De ervaringsdeskundige heeft veel last van projectie en stelt een niet kloppende diagnose.
De conclusie is dat deze instelling mij niet zal helpen. 'Je hebt geen eetstoornis.'
Teleurstelling
Ik heb geen eetstoornis. Door deze teleurstellende reactie voel ik mij enorm in de steek gelaten. Als zelfs experts vinden dat ik geen eetstoornis heb, dan zal het allemaal wel meevallen. Mijn gedrag bestempel ik weer als eigenaardig, maar niet zorgwekkend. Ik ben streng voor mijzelf. Er is tenslotte geen sprake van een probleem. De teleurstelling kan ik geen plekje geven en ik verval in meer en grotere eetbuien. Ik voel mij alleen, zwak, vies en waar ik eerder veel was afgevallen kom ik inmiddels weer kilo's aan. Op de betere momenten realiseer ik mij gelukkig dat de experts geen gelijk hebben. Ik heb een eetprobleem en ik heb hulp nodig.
Opnieuw wachten
Voor de zoveelste keer in korte tijd zit ik bij de huisarts voor hulp. Gelukkig neemt zij mij serieus en zoekt mee. Ik kom bij een organisatie terecht die zich niet specifiek richt op mensen met eetstoornissen, maar mij volgens de huisarts wel zou kunnen helpen. Opnieuw volgt een aanmelding, de wachttijd en daarna de intake. De intake richt zich niet alleen op eten en bewegen. Tijdens het gesprek komt veel meer aan bod. Ik ben blij dat er breder wordt gekeken, niet wetende dat deze organisatie niet goed weet hoe zij iemand met een eetprobleem kan helpen. Na de intake volgt opnieuw een lange tijd van wachten, maar dan kan ik echt beginnen met de behandeling. Er volgen vele gesprekken met een psychotherapeut. Er wordt opnieuw een diagnose gesteld. De diagnose heeft niks met een eetstoornis te maken, maar volgens de therapeut is dit een formaliteit om de behandeling vergoed te krijgen van de zorgverzekeraar. Ik krijg o.a. schematherapie, maar merk geen vooruitgang.
De psychotherapeut weet niet wat de impact is van een eetstoornis. Ik besluit dan ook verder te gaan zoeken. Via via kom ik terecht bij een coach die volgens haar website alles weet van een slechte relatie met eten. Ik betaal haar een paar honderd euro en ga van start. Al snel kom ik tot de conclusie dat ook deze hulp niet is wat ik zoek. Ik mis de persoonlijke aandacht en de bevestiging dat ik niet alleen ben. Maar ik zet door. Zij weet tenslotte alles van een slechte relatie met eten. Als zij mij niet kan helpen, en al die andere mensen ook niet, wie dan wel?!
Ik voel mij alleen
Inmiddels ben ik twee jaar verder en is mijn eetprobleem groter dan ooit. Mijn zus en ik gaan samen een dagje weg. We gaan naar een gezondheidsbeurs en ik woon een lezing bij van coach gespecialiseerd in eetproblemen. Als ik na enkele vragen van haar aan de zaal nog als enige met mijn hand omhoog zit, wordt pijnlijk duidelijk hoe eenzaam het hebben van een eetstoornis is. Mijn zus zit naast mij, maar ook zij kent de ernst van mijn situatie niet. Op de beurs koop ik allerlei lekkere semi-gezonde hapjes voor thuis. Als ik in de trein naar huis zit, eet ik alle hapjes op. Ik kan niet meer stoppen. Ook nu lijkt er voor de buitenwereld niks aan de hand. Ik zit alleen in de trein. Het is etenstijd en ik eet. Dit is wat mensen zien. Zij zien niet hoe ongelukkig ik mij voel. Ik voel mij alleen. Ik heb het bloedheet van alle suikers. Ik ben doodmoe. Ik ben teleurgesteld dat een fijne dag met mijn zus zo eindigt. Ik zie op tegen mijn thuiskomst en de maaltijd te moeten eten die mijn man speciaal voor mij bewaard heeft. Ik wil niet meer. Ik wil dit niet meer.
Ik wil het niet meer, maar het gebeurt wel weer. Het moment in de trein is het begin van een lange periode van aaneengesloten eten. Ik ga van eetbui naar eetbui en pas als er andere mensen bij zijn, stop ik. Ik sport. Ik doe boodschappen. En ik eet. Ik wil het liefst niet meer terugdenken aan de dag dat ik mijn dochter naar school bracht, doorliep naar de supermarkt en thuis op de bank mijn buit naar binnen werkte. Het is te pijnlijk. Ik wilde uit. De wereld was te groot, te eng. Ik was alleen. Ik kan het niet alleen.
Medicatie
Ik ben niet alleen. Maar de psychotherapeut waar ik nog steeds kom, ziet niet hoe ik verder afglijd. Mijn man ziet het wel. Mede op zijn aandringen ga ik in gesprek met een collega van de psychotherapeut: de psychiater. Ik wil antidepressiva. Ik wil dit niet meer. Ik kan niet meer. Ik vraag al jaren om hulp, maar er komt niks. Ik geloof niet meer dat ik geholpen kan worden. Antidepressiva krijg ik niet. De psychiater gooit het over een andere boeg en schrijft mij andere medicatie voor. Ik neem het braaf. Dit zou tenslotte moeten helpen. Als ik na een paar maanden merk dat er niks verandert, stop ik weer met de medicatie. Dit wil ik ook niet.
Terloops zegt de psychotherapeut dat ze het bewonderenswaardig vindt dat ik nog steeds overeind sta en goed functioneer. Mijn huis en administratie zijn op orde en mijn kind groeit op tot een sociaal en slim meisje. Deze opmerking koester ik. Ik doe dus blijkbaar toch iets goed. Mijn kracht houdt mij op de been. Maar mijn kracht houdt ook mijn eetprobleem in stand. Je kracht is je valkuil. De psychotherapeut ziet alleen mijn kracht. Ik wil andere hulp.
Google brengt mij bij de coach waarvan ik op de gezondheidsbeurs de lezing heb bijgewoond. Bij deze vrouw voel ik de veiligheid eerlijk te zijn over hoe groot mijn eetprobleem is. Samen met haar onderzoek ik de mogelijke oorzaken. Maar ook nu loop ik tegen een blokkade op. Een blokkade die hardnekkig aan mijn oppervlakte komt als ik probeer bij mijzelf naar binnen te gaan. De coach kan deze blokkade niet opheffen. Ik leer veel, maar heb nog steeds eetbuien. Ik heb nog eetbuien, maar ben ook weer honderden euro's kwijt.
Allerlei hulp
In de jaren die geweest zijn en volgen bezoek ik orthomoleculair therapeuten, artsen en diverse alternatieve therapeuten. Ik zoek hulp in alle mogelijke hoeken, maar steeds meer besef ik dat de hulp die ik nodig heb intensiever moet. Ik ben niet geholpen met één keer per week een gesprek of met voedingssupplementen. Thuis verval ik direct in mijn oude patronen en het zijn juist deze oude patronen die mijn eetstoornis in stand houden. Inmiddels ben ik wanhopig en overweeg ik een opname. Ik heb een gezin en ik wil mijn dochter nooit in de steek laten. Maar het voelt alsof ik geen keuze heb. Door alle stress heb ik allerlei fysieke klachten en de angst bekruipt mij dat mijn lijf er eerder mee zal stoppen dan dat ik zal willen.
Dit is wat het is
Opnieuw is het Google die de tip geeft contact op te nemen met een organisatie die intensieve trajecten aanbiedt. Ik stuur een email en binnen enkele dagen krijg ik een reactie. Al uit het eerste contact maak ik op dat zij snappen hoe complex mijn situatie is geworden en deze bevestiging doet mij goed. Ik voel me even wat minder alleen en krijg weer een beetje hoop. Ruim twee weken na het eerste contact heb ik de intake met een coach. Ik wil niet. Maar ik wil ook wel. Ik moet. Ik zie het als mijn laatste redding. Als dit niet slaagt, zal ik met dit leven moeten dealen. Ik zal ermee moeten dealen dat ik nooit ontspannen zal zijn. Ik zal ermee moeten dealen dat mijn leven draait om eten, niet eten en om bewegen. Ik zal moeten accepteren dat ik hierdoor nooit zal kunnen werken omdat ik daar geen energie voor heb. En het allerergste, ik zal lijdzaam moeten toezien hoe mijn dochter mogelijk ook een eetprobleem zal ontwikkelen omdat zij haar moeder hiermee heeft zien worstelen. Dit is wat het is.
Gelukkig is het niet wat het is. De coach begrijpt mij. Ze geeft mij het vertrouwen dat ik zal herstellen. Bij haar mag ik zijn wie ik denk te zijn. Bij haar durf ik opnieuw mijn werkelijke verhaal te vertellen. Elke vezel in mijn lichaam schreeuwt dat ik niet wil veranderen. De eetstoornis zit tenslotte in elke vezel. Maar ondanks deze weerstand ben ik keer op keer blij als ik bij deze coach kom en met haar mag praten. Zij vertelt haar verhaal en ik het mijne. Ergens vinden we elkaar. Ik mag zijn wie ik denk te zijn. Ik vind daar wie ik ben, met mijn verhaal.
Ik moet werken
Mijn verhaal is dat ik een volwassen vrouw ben, met een gezin en herstellende van een eetstoornis. Ik heb het vertrouwen dat ik zal genezen. Maar ik realiseer mij ook dat de eetstoornis altijd onderdeel van mij zal zijn. Dit is pijnlijk, het had niet gehoeven. Het had niet zover hoeven komen. Als ik eerder de juiste hulp had gekregen, was dit niet zover gekomen. Achteraf gezien heb ik misschien de juiste hulp wel gekregen. Ik heb deze hulp nooit durven ontvangen. Ik was er niet aan toe. Ik ben er nu aan toe. Ik heb geen keuze. Ik aanvaard de hulp. Maar bovenal, ik werk aan mijzelf. Zonder het harde werken van mijzelf, maar vooral aan mijzelf zal ik nooit herstellen. Ik moet. Ik wil het. Ik kan het.