Story of Hope geschreven door Anita Borro
Niet genezen maar toch gewonnen
Ik heb ruim 40 jaar ervaring. Mijn naam is Anita Borro en ik ben 55 jaar. Op de een of andere manier is het worstelen met eten er altijd geweest. Net als het gevoel dat ik ‘anders’ ben, niet goed genoeg was en nergens voor deugde. Dat, in combinatie met hoog sensitief zijn, het anderen naar de zin willen maken (lees: perfect willen zijn) en vervelende voorvallen in mijn vroege jeugd, is volgens mij de trigger geweest om tijdens mijn pubertijd anorexia te ontwikkelen. Een web van leugens spon ik om me heen zodat ik zo min mogelijk hoefde te eten. Ik was sterk, want kon heel goed zonder eten. Maar werd er niet gelukkiger door, laat staan dat ik er trots op was. Een complete schijnwereld had ik gecreëerd, maar het was wel mijn wereld. De enige die me veilig en vertrouwd was. In de afgelopen 40 jaar heb ik meerdere uithoeken van anorexia, boulimia en alles wat er tussenin zit gezien. Ik ben niet genezen maar heb zeker gewonnen van mijn eetstoornis! Ik heb namelijk geaccepteerd dat ik ‘eetverstoord’ ben, iets dat gewoon bij mij hoort.
Passende hulp
Pas op mijn 35e kwam ik, na allerlei vormen van hulpverlening, bij de juiste persoon terecht. Samen braken we de muren om me heen af op zoek naar de kern. Ik heb veel baat gehad bij de geboden danstherapie. Alle pijn, angst of welke emotie dan ook danste ik uit mijn lijf. Ik leerde dat het venijnige stemmetje in mijn hoofd, dat me steeds alle moed ontnam en me zo gemakkelijk kleineerde, niet persé de waarheid sprak. Toen was ik nog niet zo ver dat ik afscheid van ‘hem’ kon nemen. Hij mocht op mijn schouder zitten en meekijken. Zolang hij maar niet schreeuwde was ik hem de baas. Er was een begin gemaakt. Ik was zwanger van mijn ‘eigen ik’.
Burn-out
Ongeveer 10 jaar na die intense jaren van therapie kreeg ik een burn-out die me compleet onderuit haalde. Ik was ‘op’. Moegestreden werd ik opgenomen in een kliniek voor psychisch herstel. Daar leerde ik het belang van grenzen stellen en mezelf serieus nemen. Maar ook dat ik mijn gedachten kon ombuigen. Ze ontkrachten en zoeken naar de onderliggende oorzaak. Schilderen hielp me daar enorm bij. Zo begon ik te zoeken naar welk eten op welk tijdstip bij mij paste, wat ik lekker vond en nodig had. Wandelen en psychomotorische therapie lieten me weer mijn lichaamsgrenzen voelen. Mijn eetpatroon volledig doorbreken lukte niet. Het was mijn vertrouwde vluchtroute, al had ik er een hekel aan. Weer een stuk wijzer en bepakt met nieuwe handvatten roeide ik weer verder door mijn leven.
Ommezwaai in Nepal
Net voor mijn 50e verjaardag ging ik pas echt de strijd met mezelf aan, want ik wilde los komen van mijn verleden. Kiezen voor een ‘gewoon’ leven! Ik had het gevoel daarvoor volledig uit mijn comfortzone te moeten stappen. Dat deed ik in Nepal. Niets was er hetzelfde als thuis of in Europa. Tijdens een trektocht in de Himalaya kwam ik mentaal en fysiek mijn grenzen tegen. Op het moment dat ik niet meer verder kon lopen sprak dat venijnige stemmetje weer op luide toon tegen me. Ik besloot niet te luisteren maar te voelen wat ik nu echt wilde. Waarom was ik naar Nepal gegaan? Ik keek wat er op dat moment mogelijk was, wat ik wel kon. Moe en uitgeput bereikte ik de top maar het gevoel van euforie was groot, want ik had mijn angst overwonnen en geen gehoor gegeven aan dat stemmetje! Kracht voelde ik stromen en dat gafme vertrouwen voor de toekomst.
En nu?
Het heeft een aantal jaren geduurd voordat het lukte om 2 sneden brood per maaltijd te kunnen eten. Ik at er 1 maar feitelijk had ik daar niet genoeg aan, maar 2 vond ik 'eng'. De overtuiging dat een tekort ook tot snaaien leidt heeft me uiteindelijk naar het patroon van 2 boterhammen geleid. Snaaibuien compenseer ik niet meer. Ik zie ze als een teken dat er iets niet goed gaat. Ben ik te moe, over mijn grenzen gegaan of zit me een emotie dwars? Misschien heb ik teveel van anderen opgepikt of meer verbruikt dan tot me genomen? Ik ga dan met mezelf in gesprek. Mocht ik me daarbij ook onrustig voelen dan ga ik een flink stuk lopen om zo helderheid te krijgen. Na al die jaren heb ik het vertrouwen dat ik niet terugval als ik eens snaai of te weinig eet. Dat het er gewoon bij hoort, iedereen weleens te veel eet/snoept en dat daar geen schuldgevoel bij hoeft te horen. Mijn gedachten stuur ik hierin dus ook aan.
Ik ben niet meer afhankelijk van mijn eetgedrag. Ik heb een balans gevonden door mijn ‘standaard’ eetpatroon en mijn dagelijkse bezigheden aan te passen aan mijn mogelijkheden. Dat ik dit bereikt heb vervult me met trots en dankbaarheid. In mijn boek ‘Leven met een onzichtbare stoornis’ beschrijf ik de weg die ik de laatste 20 jaar afgelegd heb om dit punt te bereiken. Ik hoop anderen hiermee te inspireren om vooral niet op te geven en te zoeken naar een manier van leven (en eten) die bij ze past.